Historie

Historie Magyar Nóta(k)

Met de woorden Magyar nóta(k) , letterlijk “Hongaars lied(eren)”, wordt bedoeld de stedelijke (urban) Hongaarse volksmuziek. Deze muzikale stijl, mede gebaseerd op zeer oude volksmelodieën gezongen door de boeren bevolking, is tijdens de stedelijke ontwikkeling van Hongarije opgekomen in Budapest en andere Hongaarse steden tijdens het einde van de 19de en de vroege jaren van de 20e eeuw. Deze muziek wordt vaak gespeeld door zigeuners en daarom ook aangeduid als (Hongaarse) zigeunermuziek.

Een belangrijke rol in de vroege ontwikkeling van de Magyar nótak speelde de zigeunerviolist Dankó Pista (1858 – 1903) , Hij componeerde meer dan 400 nummers , waarvan vele nog steeds bekend zijn. Daarnaast realiseerden in het begin van de 20ste eeuw de componisten Béla Bartók en Zoltán Kodály zich hoe goed de rijke Hongaarse muzikale cultuur, zelfs zonder geschreven partituur, van generatie op generatie was overgedragen.

De tekst van de liederen was belangrijk en ook bekende Hongaarse dichters speelden daarin een rol. Bij een gezongen melodie begint het orkest meestal met het refrein, voorafgaan aan het eerste couplet van de zanger. Uiteindelijk zijn er duizenden melodieën bekend. (Op cimbalom.nl staan ruim 3000 Magyar Nótak). Opvallend is dat veel vooral oudere Hongaren grote aantallen liederen kennen, vaak zelfs compleet met de tekst van enkele coupletten per lied. Hoe daar door de Hongaren ook thuis mee om wordt gegaan is te zien op Potta Géza, een video van 3 uur.

Gezien de rond 1900 snel groeiende populariteit van de Magyar nótak begonnen ook Hongaarse en Duitse muzikanten deze muziek te spelen. In tegenstelling tot de meeste zigeuners waren zij opgeleid om muziek te lezen, wat grote invloed had op de stijl van spelen, vooral in de improvisatie en de tempi. Deze rijke muzikale erfenis van Hongarije heeft uiteindelijk ook bijgedragen aan vele operettes. (Emmerich Kálmáan). Bovendien speelden veel Hongaarse orkesten regelmatig in Wenen, waardoor een wederzijdse invloed ontstond zowel op de melodieën als op de speelstijl.

Bandi-Balogh-met-Timi-Balazs

 

De meeslepende muziek weet ook Nederland te bereiken. Rond 1930 vindt de muziek zijn introductie in de studenten salonorkesten in verschillende studentensteden. Er ontstaat een rijke studentenzigeunermuziekcultuur in Utrecht, Wageningen, Leiden, Delft, Amsterdam en Groningen. In de 50er jaren is er door de Hongaarse opstand een toevloed aan vluchtelingen uit Hongarije, waaronder ook zigeunermuzikanten.

Vanaf de jaren 50 van de 20ste eeuw ontstaat een verdere bijzondere populariteit van de muziek in Nederland, waar het orkest onder leiding van de bassist Tata Mirando en zijn zonen een belangrijke rol in spelen.

Sinds “Die Wende” (1989) neemt het aantal zigeunerorkesten in Hongarije af. Door ontbreken van de communistische ruif moesten de restaurants de muzikanten zelf gaan betalen, waarvoor meestal het geld ontbrak. Daarbij lijken minder jongeren geïnteresseerd in deze muziek. De muziek is Hongarije, maar ook buiten Hongarije, nog steeds bijzonder populair. In en buiten Boedapest wordt de muziek nog in restaurants gespeeld. In Hongarije is een radiostation dat vrijwel alleen zigeunermuziek speelt: Dankó Rádio.

Facebook